ECLI:NL:CRVB:2018:184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep en verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G.M. Terlingen, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie. Appellant verzocht tevens om immateriële schadevergoeding wegens een vermeende overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Tijdens de procedure heeft appellant echter medegedeeld dat hij de inhoudelijke gronden van het hoger beroep niet langer handhaaft, waardoor hij geen processueel belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure niet is overschreden. De Raad heeft de behandeling van het bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de totale duur van de procedure, inclusief de behandeling van het hoger beroep, binnen de aanvaardbare termijn valt. Het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen, en het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 18 januari 2018.