ECLI:NL:CRVB:2018:1716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Bbz-vaststelling aflossingsverplichting voor gewezen zelfstandige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de appellante, een gewezen zelfstandige, in beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De appellante had bijstandsverlening ontvangen op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en had een betalingsverplichting opgelegd gekregen voor een openstaande schuld van € 19.805,57, voortvloeiend uit verstrekte leningen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat voor het inkomensbegrip, zoals bedoeld in artikel 43, lid 2, van het Bbz 2004, aansluiting moet worden gezocht bij het inkomensbegrip van de Participatiewet (PW). De Raad bevestigt dat het college bij de berekening van het netto-inkomen terecht de inkomstenbelasting en premies volksverzekering in mindering heeft gebracht en geen rekening hoefde te houden met de door appellante aangevoerde zorgkosten en het ontbreken van toeslagen. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het nader besluit ongegrond wordt verklaard.