ECLI:NL:CRVB:2017:601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsverlening zelfstandigen op basis van netto-inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een uitkering ontving op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), was het niet eens met de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De terugvordering was gebaseerd op het feit dat het inkomen van appellante over het boekjaar 2013, inclusief een ontvangen subsidie, hoger was dan de bijstandsnorm. Appellante had de subsidie aanvankelijk opgegeven als omzet, maar stelde dat deze pas in 2014 onvoorwaardelijk was geworden en dus in dat jaar toegerekend moest worden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de wetgeving duidelijk stelt dat bijstandsverlening aan zelfstandigen rekening houdt met alle in het boekjaar verworven inkomsten. De Raad concludeerde dat appellante in 2013 al over de subsidie kon beschikken, ook al was deze pas in 2014 onvoorwaardelijk. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de terugvordering op goede gronden was gebaseerd, en dat de argumenten van appellante niet opgingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.