ECLI:NL:CRVB:2018:17
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bezwaarkosten in schadevergoedingsverzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin appellanten, die bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand, een verzoek om bijzondere bijstand hadden ingediend. Dit verzoek werd afgewezen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Werkplein Hart van West-Brabant, op basis van een rapport van het Internationaal Bureau Fraude Informatie (IBF) dat onroerende zaken in Suriname aan appellanten toeschreef. Appellanten betwistten de eigendom van deze zaken en vroegen om vergoeding van de kosten die zij hadden gemaakt voor een reis naar Suriname om onderzoek te doen naar deze eigendommen. De rechtbank had in eerste aanleg een schadevergoeding toegewezen voor de kosten van één retourticket en een visum voor één persoon, maar appellanten waren van mening dat alle gemaakte kosten redelijk waren en vergoed moesten worden. Het dagelijks bestuur stelde dat er geen causaal verband was tussen de gemaakte kosten en het onrechtmatige besluit van 18 maart 2015, omdat de reis al geboekt was voordat dit besluit werd genomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de gevorderde schade niet het gevolg was van het onrechtmatige besluit en dat er geen grond was voor vergoeding van de gevorderde schade. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af.