1.2.Bij besluit van 18 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat voor aanvragen om incidentele, bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdrage en griffiekosten het mogelijk is alsnog bijstand te verlenen als de aanvraag binnen dertien weken na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt wordt ingediend. Met de aanvraag van 13 januari 2016 heeft appellante in alle gevallen de aanvraag om bijzondere bijstand voor juridische kosten te laat ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen, waarbij appellante als eiseres en het college als verweerder zijn aangeduid:
“Op grond van artikel 43, eerste lid, van de PW, stelt het college het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag, of indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
In artikel 44, eerste lid van de PW is bepaald dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY3618) wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Verweerder hanteert een als buitenwettelijk begunstigend aan te merken beleid voor de termijn waarbinnen een aanvraag om incidentele bijzondere bijstand moet zijn ingediend. In het beleid van verweerder is opgenomen dat een dergelijke aanvraag schriftelijk moet zijn worden ingediend op het moment waarop de kosten feitelijk zijn ontstaan doch uiterlijk binnen dertien weken.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
5 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3238) komt aan de bestuursrechter met betrekking tot buitenwettelijk begunstigend beleid een terughoudende toets toe. Deze houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van het beleid als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt beoordeeld of het beleid op consistente wijze is toegepast. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor op 13 januari 2016 bijzondere bijstand is aangevraagd in de loop van 2015 zijn opgenomen. De PW bepaalt dat bijstand kan worden verleend vanaf het moment van de aanvraag. Verweerders beleid is om daarmee coulant om te gaan, maar de grens ligt dan op 13 weken. Eiseres heeft haar aanvraag ruimschoots buiten die termijn ingediend. Hetgeen door eiseres is aangevoerd, namelijk dat het kantoor van haar gemachtigde is verhuisd en er nieuwe software in gebruik is genomen vormen naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die verweerder ertoe hadden moeten brengen om in afwijking van haar beleid, aan eiseres bijzondere bijstand te verlenen. Het handelen van gemachtigde komt voor rekening en risico van eiseres. Van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur of verdragsbepaling, zoals door de gemachtigde van eiseres is betoogd, is geen sprake.”
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft, samengevat, aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de omstandigheden die zij heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan bijzondere bijstand had moeten worden toegewezen en dat het handelen van haar gemachtigde voor rekening en risico van appellante komt. Appellante heeft voorts aangevoerd dat het beleid van het college leidt tot landelijke ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Appellante heeft in dit verband aangevoerd dat het beleid in de gemeente Rotterdam in een vergelijkbaar geval leidt tot toekenning van bijzondere bijstand, ondanks dat de aanvraag later is ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.