Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 12 mei 2017 een eerdere beslissing heeft genomen over de beëindiging van zijn tijdelijke aanstelling bij de Rijksuniversiteit Groningen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 mei 2018 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het bezwaar tegen de eerste brief, waarin de aanstelling werd verlengd, terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat deze brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevatte. De brief had een intern karakter en was niet gericht op extern rechtsgevolg. Echter, het bezwaar tegen de tweede brief, waarin het college appellant meedeelde dat zijn dienstverband niet zou worden voortgezet, is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelt dat deze brief wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, omdat het college hiermee definitief heeft aangegeven dat de voortzetting van het dienstverband niet aan de orde was. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid de voortzetting van de tijdelijke aanstelling heeft kunnen weigeren, gezien de omstandigheden waaronder appellant zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd en de voorwaarden die aan zijn aanstelling waren verbonden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.