ECLI:NL:CRVB:2016:3684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijk dienstverband en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een tijdelijk dienstverband van appellant bij de Minister van Veiligheid en Justitie. Appellant was van 1 april 2011 tot 1 april 2012 gedetacheerd bij het Openbaar Ministerie en werd benoemd tot honorair plaatsvervangend officier van justitie. Na een beoordeling van zijn functioneren, waarbij hij een onvoldoende score kreeg, werd appellant per 1 januari 2015 niet meer benoemd. Appellant maakte bezwaar tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de beëindiging van zijn dienstverband. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de mededeling van het eindigen van het dienstverband niet als een weigering tot voortzetting kon worden opgevat. De Raad vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar ongegrond, maar oordeelde dat de proceskosten van appellant vergoed moesten worden. De uitspraak werd gedaan op 6 oktober 2016.