ECLI:NL:CRVB:2018:1509

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
17-5432 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake disciplinaire maatregel van ontslag

Op 17 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 12 januari 2017. Verzoekster, die in deze zaak werd bijgestaan door haar echtgenoot, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij haar ontslag wegens plichtsverzuim was bevestigd. Het college van burgemeester en wethouders van Weert had eerder een disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd, welke handhaving door de rechtbank Limburg was bevestigd. Verzoekster stelde dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op bedrog en leugens, en voerde aan dat er geen schriftelijke opdracht aan Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. was gegeven voor het onderzoek dat leidde tot haar ontslag.

De Raad overwoog dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet bekend waren vóór de uitspraak van 12 januari 2017 en die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten of omstandigheden. De argumenten van verzoekster werden als onvoldoende beschouwd om het verzoek om herziening te honoreren.

Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.J.M. Heijs als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

17.5432 AW

Datum uitspraak: 17 mei 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 januari 2017, 15/7291 AW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft bij brief van 24 juli 2017 gevraagd om herziening van de bovenvermelde uitspraak van de Raad, ECLI:NL:CRVB:2017:76.
Verzoekster heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 17/4218 AW, plaatsgevonden op
6 april 2018. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [naam echtgenoot] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Kerkhof, advocaat, en
W.G.M. Coumans.
In de gevoegde zaak is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. Het college heeft verzoekster bij besluit van 8 april 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 12 september 2014, wegens plichtsverzuim de disciplinaire maatregel van ontslag opgelegd.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Limburg van 2 oktober 2015, 14/3205, bevestigd. Overwogen is dat de rechtbank het besluit van 12 september 2014 terecht in stand heeft gelaten.
3. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening betoogd dat zij kan bewijzen dat de uitspraak van de Raad uitsluitend is gestoeld op bedrog en leugens. Meer concreet heeft verzoekster aangevoerd dat de betrokken uitspraak moet worden herzien, omdat volgens
haar inmiddels is gebleken dat het college geen schriftelijke opdracht aan Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (Hoffmann) voor het bewuste onderzoek heeft gegeven en dat het college een (onbeveiligd) e-mailverkeer met [naam] heeft gehad. Daarnaast heeft verzoekster argumenten aangevoerd onder meer met betrekking tot de lijst wijziging protocol, keylogger en digitale paperclips.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4.2.
Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden genoemd die bij haar niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn vóór de uitspraak van 12 januari 2017 en bovendien tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De precieze wijze van totstandkoming van de overeenkomst tussen het college en Hoffman betreffende het onderzoek van de laatste kan, wat daarvan verder ook zij, niet leiden tot de conclusie dat de uit het onderzoek naar voren gekomen gegevens en de verklaring van verzoekster niet gebruikt hadden mogen worden bij de beoordeling van het plichtsverzuim. Het verzoek voldoet dus niet aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb gestelde eisen.
4.3.
Verzoekster probeert met haar argumenten een discussie te voeren over de juistheid van de uitspraak van de Raad van 12 januari 2017. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 7 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR2506) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.4.
De Raad komt tot de slotsom dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en B.J. van de Griend en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2018.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) A.M. Pasmans

LO