In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een ambtenaar, was sinds 2010 in dienst bij de gemeente Almere en had te maken met een beoordeling van zijn functioneren die als onvoldoende werd gekwalificeerd. Na meerdere signalen van zijn leidinggevende over zijn functioneren, werd appellant ontslagen wegens ongeschiktheid. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het ontslag ongegrond, maar in hoger beroep stelde de Raad vast dat het college appellant onvoldoende gelegenheid had geboden om zijn functioneren te verbeteren. De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om het ongeschiktheidsontslag te verlenen, omdat appellant niet de kans had gekregen om zijn functioneren te verbeteren. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en herstelde de aanstelling van appellant, waarbij hij een verbetertraject kreeg aangeboden. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.