ECLI:NL:CRVB:2018:1437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.J.A. Kooijman
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van AOW-compensatie door de Minister van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van AOW-compensatie door de Minister van Justitie en Veiligheid. Appellant, geboren in 1952, was in dienst bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en ontving van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2016 buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging, waarvoor hij een SBF-uitkering ontving. In maart 2016 ontving hij een incidentele toelage van € 12.806,64 bruto als compensatie voor het AOW-gat. Echter, de minister vorderde later een bedrag van € 5.261,61 netto terug, omdat appellant teveel AOW-compensatie had ontvangen. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat appellant ten tijde van de uitbetaling van de compensatie redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij teveel ontving. De Raad benadrukte dat van ambtenaren een aanzienlijke mate van oplettendheid mag worden verwacht bij het controleren van hun bezoldiging. De Regeling substantieel bezwarende functies was op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt, en appellant had toegang tot de relevante informatie. De Raad concludeerde dat de minister bevoegd was tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde compensatie en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.