ECLI:NL:CRVB:2018:1433
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van bijstandsverlening na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 13 november 2000 bijstand ontving, had zijn inlichtingenplicht geschonden door niet te melden dat er een hennepkwekerij in zijn woning was gevestigd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van de appellant over een bepaalde periode ingetrokken en een boete opgelegd van € 3.910,- wegens deze schending. De rechtbank Rotterdam had de hoogte van de boete verlaagd naar € 1.102,-, wat de appellant in hoger beroep aanvechtte.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De appellant stelde dat hij bedreigd werd door drugsdealers, maar kon dit niet onderbouwen met objectieve gegevens. De Raad oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting niet pas van toepassing is vanaf het moment dat er inkomsten uit de hennepkwekerij worden verkregen, maar al eerder, toen de kwekerij in opbouw was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete van € 1.102,- evenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.