In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstandsverlening en de oplegging van een boete door het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf (ISDBOL). Appellante ontving sinds 19 juli 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en was ingeschreven op een bepaald adres. Na een melding dat appellante een zoon had gekregen, heeft ISDBOL een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet op het opgegeven adres woonde, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet aan haar verklaring kan worden gehouden, omdat deze onder druk is afgelegd. De Raad heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank vernietigd en de boete gematigd, waarbij rekening is gehouden met de financiële omstandigheden van appellante. De Raad heeft de boete vastgesteld op € 1.190,54 en het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van appellante.