ECLI:NL:CRVB:2018:1284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op grond van Bbz wegens ontbrekende levensvatbaarheid van het bedrijf
Op 1 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een aanvraag om bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) door appellanten, een moeder en zoon, die een horecabedrijf wilden starten. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard, omdat het bedrijf niet levensvatbaar zou zijn. Dit oordeel was gebaseerd op een advies van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) dat concludeerde dat de omzet van het bedrijf niet voldeed aan de vereisten voor levensvatbaarheid. Appellanten voerden aan dat het college ten onrechte het advies van het IMK had gevolgd en dat er onderhandelingen waren over huurverlaging die de levensvatbaarheid van het bedrijf zouden kunnen verbeteren. De Raad oordeelde echter dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de zorgvuldigheid van het IMK-advies te twijfelen en bevestigde de afwijzing van de bijstandsaanvraag. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de proceskosten.