ECLI:NL:CRVB:2018:1177
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring wrakingsverzoek wegens onvoldoende voortvarendheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de behandelend rechter E.W. Akkerman. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de bewering dat de rechter tijdens zittingen in 2016 en 2017 subjectieve bewoordingen had gebruikt, wat volgens verzoeker een vermoeden van vooringenomenheid opriep. Verzoeker stelde dat het woordgebruik in een brief van 29 januari 2018, in combinatie met eerdere zittingen, een patroon van subjectieve kwalificaties vertoonde, wat zijn twijfels over de onpartijdigheid van de rechter bevestigde.
De Raad overwoog dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker had het verzoek pas op 13 maart 2018 ingediend, terwijl de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven voor het verzoek eerder bekend waren. De Raad benadrukte dat verzoeker onvoldoende voortvarend had gehandeld, ook al had hij aangegeven dat hij eerst met zijn (voormalige) gemachtigde had willen overleggen.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, met E.J.M. Heijs als voorzitter, en de leden B.J. van de Griend en J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier F. Dinleyici. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 april 2018.