ECLI:NL:CRVB:2018:1111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. De aanvraag voor de uitkering was op 9 september 2014 ingediend, maar het Uwv heeft deze afgewezen omdat appellante met ingang van 30 september 2014 niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat er geen sprake was van blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvraag van appellante na 10 september 2014 bij het Uwv is binnengekomen, waardoor de beoordeling op basis van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010 van toepassing is. De Raad oordeelde dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, omdat zij ondanks haar beperkingen in staat is om te werken. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige onderschreven en vastgesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.