ECLI:NL:CRVB:2018:1011
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op grond van niet woonachtig zijn op uitkeringsadres en extreem laag waterverbruik
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 11 juli 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente [plaatsnaam] heeft, in het kader van het project 'Waterproof 2014', gegevens over het waterverbruik van appellante opgevraagd en een onderzoek ingesteld naar haar woon- en leefsituatie. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet woonachtig was op het uitkeringsadres, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarin de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond werden verklaard. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij op het uitkeringsadres woonde, ondanks haar stelling dat zij een sobere levensstijl had en vaak elders verbleef. Het extreem lage waterverbruik, dat ver onder het gemiddelde lag, en de bevindingen van het huisbezoek gaven aan dat appellante niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De Raad concludeerde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Daarnaast werd de afwijzing van de nieuwe aanvraag om bijstand door het college terecht geacht, omdat appellante geen relevante wijziging in haar omstandigheden had aangetoond. De Raad bevestigde dat het college niet verplicht was om een huisbezoek af te leggen, gezien de omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.