ECLI:NL:CRVB:2017:985
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstand met terugwerkende kracht en toetsingskader voor hogere toeslag op grond van woonkosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht tot 16 maart 2013, omdat hij op die datum een aanvraag had willen indienen, maar door technische problemen op de website niet in staat was om dit te doen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden. De Raad heeft vastgesteld dat er al besluitvorming had plaatsgevonden over de eerdere aanvraag en dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op 16 maart 2013 daadwerkelijk een aanvraag had ingediend.
Daarnaast heeft de appellant betoogd dat hij recht had op een hogere toeslag dan de toegekende 10%, omdat hij € 300,- aan huur zou betalen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet met objectieve gegevens had aangetoond dat hij dit bedrag daadwerkelijk betaalde. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van claims in het bestuursrecht en de noodzaak om verifieerbare gegevens te overleggen.