Uitspraak
OVERWEGINGEN
12 januari 2011 geen recht meer heeft op ziekengeld omdat hij per die datum geschikt wordt geacht voor de maatgevende arbeid. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte vast staat.
17 januari 2002 en van klinisch psycholoog dr. B. Beckers van 8 april 2002, geconcludeerd dat bij appellant sprake was van een persoonlijkheidsstoornis, waarschijnlijk antisociaal, alcoholabusus en epilepsie. Verzekeringsarts A.H.W.M. Lemlijn-Slenter heeft appellant naar aanleiding van een ziekmelding per 1 februari 2010 op het spreekuur van 25 mei 2010 onderzocht. In het rapport van gelijke datum heeft deze arts vermeld dat psychisch onderzoek enige afwijkingen laat zien in de persoonlijkheidssfeer. Appellant wordt echter ongeschikt geacht voor zijn arbeid wegens klachten van het rechterbeen. Op het daaropvolgend spreekuur van 15 juli 2010 heeft de verzekeringsarts te kennen gegeven dat de klachten van het rechterbeen goed zijn verbeterd al blijft appellant nog last houden van de rug. Psychisch onderzoek laat nog steeds enige afwijkingen in de persoonlijkheidssfeer zien. Daarom wordt appellant wegens klachten van de rug en de psychische klachten, vooralsnog ongeschikt geacht voor zijn arbeid. Eerst na het spreekuurcontact op 10 januari 2011 wordt appellant hersteld verklaard omdat hij goed hersteld is van de kaakoperatie in verband waarmee appellant aanvankelijk was uitgevallen. Wat de psychische klachten betreft stelt de verzekeringsarts in haar rapport dat appellant bekend staat als een heetgebakerd persoon, maar dat het lijkt dat appellant zich momenteel voldoende kan beheersen, wat elke keer tijdens het spreekuur ook het geval is geweest. Er lijkt sprake te zijn van afwijkende persoonlijkheidstrekken waarbij de impulscontrole mogelijk verstoord is. De omstandigheid dat appellant geen behandeling wil, bevestigt voor de verzekeringsarts dat de lijdensdruk betrekkelijk laag is.