ECLI:NL:CRVB:2017:636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde bemoeienis met stichting en kasstortingen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die samen met zijn echtgenote sinds 17 maart 2007 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding van vermoedens van fraude heeft de gemeente Leiden een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet voldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie, waaronder stortingen op zijn bankrekening die niet herleidbaar waren. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft daarop besloten de bijstand van appellant met ingang van 1 mei 2014 in te trekken en een bedrag van € 30.952,19 terug te vorderen.
Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij betwist dat de onderzoeksresultaten voldoende onderbouwing bieden voor de schending van de inlichtingenverplichting. Hij stelt dat hij zijn betrokkenheid bij de stichting, waarvan hij bestuurder is, had moeten melden, maar dat hij dit niet heeft gedaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de terugvordering heeft opgelegd. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de stortingen op zijn bankrekening en zijn bestuursfunctie bij de stichting. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de besluitvorming op grond van de WWB, en verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).