Uitspraak
23 december 2014, 14/1369T (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2015, 14/1369 (aangevallen einduitspraak)
OVERWEGINGEN
26 januari 2011 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij met voor haar geselecteerde functies meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. Het bezwaar tegen dat besluit is bij besluit van
28 januari 2014 ten grondslag.
2 december 2013 geen recht heeft op ziekengeld op een voldoende grondslag berust. Die vraag wordt, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, bevestigend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
WIA-beoordeling. Vervolgens heeft die arts, onder vermelding dat het revalidatietraject was afgerond, gerefereerd aan zijn reactie van 12 september 2013 aan de Raad in het kader van de WIA-procedure. In die reactie is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op de informatie van de behandelend psychiater over de situatie van betrokkene in 2012, waarbij is vermeld dat de depressieve stoornis van betrokkene in de beoordeling was verwerkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 januari 2014 als zijn standpunt weergegeven dat er objectief geen toegenomen afwijkingen dan wel beperkingen zijn, dat de depressieve klachten vrijwel ongewijzigd waren, de andehonie ook in 2011 prominent was en in het medicamenteuze beleid evenmin wezenlijke wijzigingen waren te constateren. Hij heeft in dat rapport geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor evident toegenomen beperkingen.
29 februari 2012, waarin is vermeld dat betrokkene “stabiel slecht” zou zijn en over de later door de psychiater gestelde diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 juni 2014 gereageerd op de
e-mail van de psychiater aan gemachtigde van betrokkene van 11 juni 2014. In die e-mail heeft de psychiater informatie verstrekt over het beloop van de gezondheidssituatie van betrokkene vanaf 2009. In die e-mail vermeldt de psychiater dat een verergering van de klachten bij betrokkene had plaatsgevonden nadat in september 2012 haar bezwaar (beroep) bij de rechtbank was afgewezen maar dat na aanpassing van de medicatie betrokkene zich beter voelde en weer redelijk sliep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van die informatie vermeld dat op datum in geding en ook al in december 2012 geen toename van beperkingen meer was geconstateerd.
29 april en 7 juli 2015 nogmaals nader en meer uitvoerig toegelicht dat bij betrokkene op
2 december 2013 geen wezenlijk andere beperkingen aanwezig waren dan bij de
WIA-beoordeling. Daarbij is de verzekeringsarts opnieuw ingegaan op de door de psychiater beschreven verslechtering in 2012, de pijnklachten en de gestelde CVS. In die reacties komt overtuigend naar voren dat de verschillende rapporten van de psychiater en beoordelingen door de verzekeringsartsen met betrekking tot de datum waarop de WIA-beoordeling betrekking had en de beoordeling over de datum 2 december 2013 een grote mate van verwevenheid van klachten laten zien en dat het beloop van die klachten, toegespitst op de beoordeling per 2 december 2013, geen wezenlijk andere bevindingen en beperkingen oplevert dan eerder aan de WIA-besluitvorming ten grondslag hebben gelegen. De door de behandelend psychiater verstrekte informatie van 13 december 2010, 23 mei 2011 en
22 augustus 2013 bevat steeds gelijkluidende diagnoses van depressieve stoornis en pijnstoornis, welke diagnoses de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten van
30 mei 2011 in het kader van de WIA-beoordeling en in het rapport van 28 januari 2014 in het kader van de ZW-beoordeling kenbaar mede als basis heeft gehanteerd. Dat in 2013 op grond van de persisterende klachten van betrokkene ook de diagnose CVS is gesteld is in dit verband niet van gewicht. Volgens vaste rechtspraak komt bij het vaststellen van de belastbaarheid aan de gestelde diagnose geen doorslaggevend gewicht toe (ECLI:NL:CRVB:2016:2443).
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak en de tussenuitspraak, behalve de beslissingen over proceskosten en griffierecht;
- verklaart het beroep ongegrond.
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017.