ECLI:NL:CRVB:2014:3898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandslening op basis van netto-inkomen van zelfstandige
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een zelfstandige, had in 2011 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het bestuur verleende bijstand in de vorm van een renteloze lening van € 5.048,70, maar heeft later deze lening teruggevorderd op basis van het netto-inkomen van de appellant, dat boven de jaarnorm voor een alleenstaande uitkwam. De Raad oordeelde dat het bestuur terecht het nettoresultaat van de onderneming van appellant in 2011 als uitgangspunt heeft genomen voor de berekening van het netto-inkomen. De Raad bevestigde dat de bijstand terecht is teruggevorderd, omdat het totale netto-inkomen van appellant, inclusief pensioeninkomsten, de jaarnorm overschreed.
De appellant stelde in hoger beroep dat hij niet was geïnformeerd dat zijn inkomsten tot 17 juni 2011 meetelden voor de berekening van het jaarinkomen. De Raad oordeelde echter dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat een terugvordering van de bijstand niet uitgesloten was, gezien de voorlopige aard van de lening en de informatie die hij had ontvangen bij de toekenning van de bijstand. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het bezwaar van de appellant tegen de terugvordering ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, met T.A. Meijering als griffier.