ECLI:NL:CRVB:2017:4392
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet hoofdverblijf op uitkeringsadres en onterecht opgelegde boete
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant ontving sinds 23 april 2014 bijstand op grond van de Participatiewet, maar het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd omdat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, ondanks zijn beweringen, niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij daadwerkelijk op het uitkeringsadres woonde. Tijdens huisbezoeken zijn er onvoldoende persoonlijke bezittingen aangetroffen die duiden op een hoofdverblijf. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Daarnaast is er een bestuurlijke boete opgelegd, die aanvankelijk was vastgesteld op € 410,-. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze boete naar boven was afgerond en heeft deze verlaagd naar € 400,58. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.980,- bedragen.