Uitspraak
16.4163 PW
OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 2 september 2011 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep van appellanten tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst ongegrond verklaarde. Het dagelijks bestuur had besloten om de bijstand over een bepaalde periode in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellanten niet hadden gemeld dat er kasstortingen en bijschrijvingen op hun bankrekening hadden plaatsgevonden.
De Raad stelt vast dat appellanten in 2013 bijzondere bijstand hebben ontvangen en dat er in 2015 een onderzoek is ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van de kasstortingen en bijschrijvingen. De Raad benadrukt dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
De Raad oordeelt dat de kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van appellanten als inkomen moeten worden aangemerkt en dat appellanten deze hadden moeten melden. De stelling van appellanten dat het om geleende bedragen gaat, leidt niet tot een ander oordeel, aangezien deze bedragen niet zijn onderbouwd met verifieerbare stukken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële situatie van appellanten. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 19 december 2017.