ECLI:NL:CRVB:2017:4366

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/4362 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake persoonsgebonden budget en terugvordering door Zorgkantoor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2014. Het Zorgkantoor had bij het bestreden besluit 1, genomen op 24 november 2015, het pgb vastgesteld op € 1.965,- en een voorschot dat eerder aan appellante was betaald, deels teruggevorderd. Appellante heeft hiertegen beroep ingesteld. Vervolgens heeft het Zorgkantoor op 12 mei 2016 een tweede besluit (bestreden besluit 2) genomen, waarin het de verantwoorde zorgkosten voor persoonlijke verzorging over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 goedkeurde tot een bedrag van € 2.815,- en het terug te vorderen bedrag met € 850,- verlaagde.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat appellante geen belang meer had bij de beoordeling van het eerste besluit, omdat het tweede besluit het eerste wijzigde. De rechtbank verklaarde het bezwaar tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en vernietigde het tweede besluit, waarbij het bezwaar tegen dit besluit ook niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar tegen het tweede besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad stelt vast dat het beroep tegen het eerste besluit niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, omdat appellante geen gronden heeft aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkheid van het eerste besluit. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep tegen het tweede besluit gegrond verklaarde en verklaart het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens wordt het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante en wordt het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

16/4362 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2016, 15/8568 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 20 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I.N. Güçlü, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2017. Appellante is niet verschenen. Namens het Zorgkantoor is verschenen mr. M. Saro.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 24 november 2015 (bestreden besluit 1) heeft het Zorgkantoor, beslissend op bezwaar, het persoonsgebonden budget voor het jaar 2014 vastgesteld op € 1.965,- en het bij wijze van voorschot daarboven aan appellante betaalde bedrag teruggevorderd.
1.2.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1.
1.3.
Bij besluit van 12 mei 2016 (bestreden besluit 2) heeft het Zorgkantoor een nader besluit genomen. Het Zorgkantoor heeft alsnog de verantwoorde zorgkosten voor persoonlijke verzorging door [naam] over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 tot een bedrag van € 2.815,- goedgekeurd en het bedrag van de terugvordering met een bedrag van € 850,- verminderd.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, na te hebben vastgesteld dat bestreden besluit 2 een besluit is als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat appellante belang heeft bij de beoordeling van dit besluit, geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van bestreden besluit 1.
2.2.
De rechtbank heeft vervolgens bestreden besluit 2 beoordeeld. De rechtbank is ambtshalve tot het oordeel gekomen dat het bezwaar gericht tegen bestreden besluit 1 te laat is ingediend en dat het Zorgkantoor het bezwaar tegen bestreden besluit 1 ten onrechte niet
niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien ook het bezwaar tegen bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk te achten.
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1
niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
3. Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Appellante heeft gronden ingediend die zien op de inhoudelijke juistheid van bestreden besluit 1.
4.1.
De Raad stelt voorop dat bij bestreden besluit 2 bestreden besluit 1 is gewijzigd. Uit de tekst van het besluit en de ter zitting door het Zorgkantoor gegeven toelichting blijkt dat bestreden besluit 2 tot stand is gekomen naar aanleiding van een heroverweging die beperkt is gebleven tot de betaling voor door [naam] in de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 verleende persoonlijke verzorging.
4.2.
Het beroep van appellante dat was gericht tegen bestreden besluit 1 is door de rechtbank terecht ingevolge het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede gericht geacht tegen bestreden besluit 2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 maart 1998, ECLI:NL:CRVB:1998:AA8794 en 14 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN1246) deelt een in beroep genomen besluit in de zin van 6:19 van de Awb echter niet in de niet-ontvankelijkheid wegens termijnoverschrijding van het oorspronkelijke rechtsmiddel. De rechtbank is daarom ten aanzien van bestreden besluit 2 ten onrechte tot het in 2.2 genoemde oordeel en het in 2.3 vermelde dictum gekomen. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd.
4.3.
Appellante heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het bezwaar tegen bestreden besluit 1 te laat is ingediend en daarom
niet-ontvankelijk had dienen te worden verklaard en evenmin tegen de wijze waarop de rechtbank zelf heeft voorzien. Nu deze oordelen van de rechtbank niet zijn bestreden kan van een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 1 geen sprake zijn. De inhoudelijke gronden tegen bestreden besluit 1 treffen dan ook geen doel.
4.4.
Uit 4.2 volgt dat bestreden besluit 2 inhoudelijk dient te worden beoordeeld. De door appellante ingediende gronden richten zich niet tegen hetgeen bij bestreden besluit 2 ten opzichte van bestreden besluit 1 is gewijzigd. Het beroep tegen bestreden besluit 2 kan reeds daarom niet slagen.
4.5.
Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep van appellante tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaren.
5. Aanleiding bestaat om het Zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Voorts bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier aan appellante wordt terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 12 mei 2016 gegrond is verklaard, het besluit van 12 mei 2016 is vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 12 mei 2016 ongegrond;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 495,-;
  • bepaalt dat de griffier aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) I.G.A.H. Toma

IJ