ECLI:NL:CRVB:2017:4365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten bij persoonsgebonden budget (pgb) en de verplichtingen van de budgethouder
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had ontvangen van het Zorgkantoor voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 1 september 2014 tot en met 28 december 2014. Het Zorgkantoor had een bedrag van € 2.801,54 aan te veel ontvangen voorschotten vastgesteld dat teruggevorderd moest worden, omdat appellante niet had voldaan aan de bij de verlening van het pgb opgelegde verplichtingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg die zij had ontvangen, AWBZ-zorg betrof. De Raad oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en dat appellante verantwoordelijk was voor de verantwoording van de besteding van het pgb, ook al was dit door een derde uitgevoerd. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard. Tevens is het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van budgethouders bij het beheer van hun pgb en de noodzaak om aan de bij de verlening van het pgb opgelegde verplichtingen te voldoen. De Raad heeft ook aangegeven dat de omstandigheden van appellante, waaronder haar bewijsnood, niet voldoende waren om haar van verantwoordelijkheid te ontheffen.