Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich op 24 april 2013 ziek meldde met knieklachten, had aanvankelijk recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet. Echter, na een beoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld dat hij per 24 mei 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant werd niet meer geschikt geacht voor zijn functie als verkeersregelaar, maar wel voor andere functies, waaronder die van wikkelaar.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij vanwege zijn knieklachten en het gebruik van loopkrukken niet in staat was om de functie van wikkelaar te vervullen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de toename van knieklachten niet in de weg stond aan het kunnen vervullen van deze functie. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de medische informatie geen aanleiding gaf om anders te oordelen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had aangetoond dat de functie van wikkelaar passend was voor appellant, ondanks zijn klachten.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen grond voor een veroordeling van het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente, en ook voor een veroordeling in de proceskosten bestond geen aanleiding. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in het kader van het recht op ziekengeld.