In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2017 een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de export van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) naar Turkije voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer, [betrokkene]. De zaak betreft de vraag of de beëindiging van de toeslag, die is ingetrokken omdat [betrokkene] naar Turkije is verhuisd, in strijd is met het associatierecht. [betrokkene], die in Nederland woonde en een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen had, heeft zijn toeslag verloren na zijn vertrek naar Turkije. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de arbeidsongeschiktheid van [betrokkene] en zijn recht op verblijf in Nederland. De Raad concludeert dat [betrokkene] de Nederlandse arbeidsmarkt voorgoed heeft verlaten en dat zijn verblijfsrecht in Nederland op grond van het associatierecht verloren is gegaan. De Raad vraagt zich af of de situatie van [betrokkene] kan worden vergeleken met die van burgers van de Unie, en of artikel 6 van Besluit 3/80 zich verzet tegen de intrekking van de toeslag. De Centrale Raad van Beroep verzoekt het Hof om een prejudiciële beslissing over de uitleg van de relevante artikelen in het licht van de omstandigheden van de zaak.