Uitspraak
15.4835 WIA
18 juni 2015, 14/7346 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Turkse staatsburger, had een WIA-uitkering en ontving een toeslag op deze uitkering. Na zijn remigratie naar Turkije op 18 maart 2014 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de toeslag per 1 april 2014 beëindigd, omdat de appellant niet langer in Nederland woonde. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het beëindigingsbesluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 15 mei 2019 zijn beantwoord in het arrest Ҫoban. Het Hof oordeelde dat artikel 6 van Besluit 3/80, in samenhang met artikel 59 van het Aanvullend Protocol, niet verzet tegen een nationale bepaling zoals artikel 4a van de Toeslagenwet, die bepaalt dat een persoon in Nederland moet wonen om in aanmerking te komen voor een toeslag. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op het moment van zijn vertrek uit Nederland de status van langdurig ingezetene had, maar dat dit niet betekent dat hij recht had op de toeslag na zijn remigratie.
De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op het beëindigingsbesluit van de toeslag. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.