ECLI:NL:CRVB:2017:4325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
17/3362 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunning niet-tijdelijk humanitair

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 4 februari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor legeskosten van een verblijfsvergunning niet-tijdelijk humanitair, ter hoogte van € 985,-. Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden heeft deze aanvraag op 10 maart 2016 afgewezen, en het bezwaar daartegen ongegrond verklaard op 16 augustus 2016. De Raad oordeelt dat de legeskosten niet noodzakelijk zijn, omdat er goedkopere alternatieven zijn, zoals het aanvragen van een verlenging van verblijf op medische gronden voor € 389,-. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de legeskosten voor de verblijfsvergunning niet noodzakelijk zijn en dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17/3362 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 maart 2017, 16/7391 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 12 december 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.C.M. van der Mark, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft meegedeeld dat geen verweerschrift zal worden ingediend en een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017. Namens appellant is
mr. Van der Mark verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Minnaard.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Appellant heeft op 4 februari 2016 bijzondere bijstand op grond van de PW aangevraagd voor legeskosten voor een verblijfsvergunning niet-tijdelijk humanitair, geldig voor vijf jaar, ter hoogte van € 985,-. Bij besluit van 10 maart 2016 heeft het dagelijks bestuur deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 16 augustus 2016 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2016 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de kosten waarvoor appellant bijstand heeft aangevraagd niet noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35 van de PW, omdat een goedkoper alternatief voorhanden is, onder meer het aanvragen van een verlenging van verblijf op medische gronden voor de periode van een jaar, waarvoor de kosten € 389,- bedragen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 35, eerste lid, van de PW bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 3 augustus 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN3905) behoren legeskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die een betrokkene in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
Appellant heeft vanaf 2012 jaarlijks een tijdelijke verblijfsvergunning voor een jaar op medische gronden ontvangen. Omdat appellant al drie jaar een tijdelijke verblijfsvergunning heeft ontvangen, bestaat voor hem de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een verblijfsvergunning niet-tijdelijk humanitair met een geldigheidsduur van vijf jaar. Appellant stelt dat deze vergunning voor hem noodzakelijk is omdat daardoor zijn rechtspositie aanzienlijk zal worden verbeterd. Het is dan bijvoorbeeld toegestaan om te gaan werken. Verder is het aanvragen van een vergunning voor vijf jaar minder belastend dan het jaarlijks aanvragen van een vergunning en is een vergunning voor vijf jaar uiteindelijk goedkoper. Evenals de rechtbank en anders dan appellant is de Raad van oordeel dat uit de door appellant genoemde omstandigheden niet blijkt dat de legeskosten voor een verblijfsvergunning voor vijf jaar noodzakelijk zijn. Daarbij is van belang dat appellant met een verblijfsvergunning voor een jaar toegang heeft tot de voor hem noodzakelijke medische voorzieningen. Weliswaar is ter zitting door appellant gesteld dat operaties worden uitgesteld hangende een aanvraag om verlenging van een vergunning, maar gesteld noch gebleken is dat dat in het concrete geval van appellant het geval is geweest, nog daargelaten of appellant daardoor noodzakelijk medische voorzieningen zijn onthouden.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep geen doel treft, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, M. ter Brugge en M. Schoneveld als leden, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2017.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J. Smolders

HD