ECLI:NL:CRVB:2015:1387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting van het recht op bijstand en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de opschorting van het recht op bijstand van appellante, die sinds 17 februari 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had bij besluit van 29 augustus 2012 het recht op bijstand van appellante opgeschort, omdat er twijfels bestonden over haar recht op bijstand in verband met mogelijke inkomsten uit een eigen bedrijf. Appellante had op 10 augustus 2012 de gevraagde gegevens tijdig overgelegd, maar het college stelde dat zij niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de opschorting van het recht op bijstand niet in stand kon blijven. De Raad stelde vast dat appellante de gevraagde gegevens tijdig had ingeleverd en dat het college niet had aangetoond dat appellante in verzuim was. De Raad benadrukte dat opschorting pas aan de orde kan zijn als het college duidelijk maakt welke specifieke gegevens of bewijsstukken ontbreken. Aangezien appellante de gevraagde gegevens tijdig had overgelegd, was er geen sprake van verzuim. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het besluit van 29 augustus 2012 werd herroepen.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.940,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 april 2015.