ECLI:NL:CRVB:2017:3998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening en inkomen uit loon bij betrokkene met bankrekening op naam van ex-partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijstandsverlening aan een alleenstaande moeder, betrokkene, die bijstand aanvroeg op grond van de Participatiewet (PW). Betrokkene ontving tot 9 juni 2014 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en heeft op 21 januari 2015 bijstand aangevraagd. De gemeente Rotterdam heeft bijstandsverlening verleend, maar heeft de bijstandsuitkering verlaagd met de bedragen die op de bankrekening van betrokkene werden gestort, welke afkomstig waren van het salaris van haar ex-partner. Betrokkene stelde dat deze bedragen niet haar inkomen waren, maar dat ze deze alleen op haar rekening ontving omdat haar ex-partner, de vader van haar kinderen, financiële problemen had en niet over zijn eigen rekening kon beschikken.
De rechtbank Rotterdam heeft het bezwaar van betrokkene tegen de inhoudingen op haar bijstand gegrond verklaard en het besluit van de gemeente vernietigd. De rechtbank oordeelde dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat de stortingen op haar rekening niet als haar inkomen konden worden aangemerkt. De gemeente ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de bijschrijvingen op de bankrekening van betrokkene in beginsel als inkomen moeten worden beschouwd, tenzij betrokkene kan aantonen dat zij niet over deze bedragen kon beschikken. De Raad oordeelde dat betrokkene niet voldoende bewijs heeft geleverd dat zij de bedragen niet kon gebruiken en dat de stortingen als inkomen moeten worden aangemerkt. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de eerdere beslissing van de gemeente werd hersteld.