In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser, die onder bewind staat, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting en intrekking van zijn recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in beginsel onbekwaam was om de beroepsprocedure te voeren, maar oordeelde dat hij in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen en daarom zelf kon optreden.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser had in 2020 een bijstandsuitkering ontvangen, maar had ook een eigen onderneming opgezet zonder de vereiste toestemming van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen over zijn financiële situatie, waaronder het niet melden van een PayPal-rekening. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht het recht op bijstand had herzien en een bedrag van € 129,62 had teruggevorderd.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenplicht door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet tijdig melden van wijzigingen in de financiële situatie. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de bewijslast bij de eiser ligt om aan te tonen dat hij niet over de middelen kon beschikken die op zijn rekening stonden. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.