ECLI:NL:CRVB:2015:1750
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand bij nagelstyliste-inkomsten
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 maart 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft in 2009 een opleiding tot nagelstyliste gevolgd en heeft in de maanden daarna inkomsten gegenereerd uit deze werkzaamheden. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Werk en Inkomen van de gemeente Utrecht heeft op basis van een risico-analyse een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand die aan appellante was verleend. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in de periode van 1 april 2009 tot en met 28 februari 2011 ten onrechte bijstand had ontvangen, omdat zij inkomsten had uit haar werkzaamheden als nagelstyliste die niet waren gemeld.
Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft daarop besloten de bijstand van appellante te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 juni 2015 geoordeeld dat de kasstortingen op de bankrekening van appellante moeten worden aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 32, eerste lid, van de WWB. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ontvangen bedragen niet als inkomen moeten worden beschouwd. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door de inkomsten niet tijdig te melden. De terugvordering van de bijstandskosten en de maatregel van een korting op de bijstand zijn door de Raad bevestigd.