ECLI:NL:CRVB:2017:3983
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herziening van afwijzing aanvraag Wubo op basis van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1941, een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen in 2000, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellant oorlogsgeweld had meegemaakt. In februari 2016 verzocht appellant om herziening van deze afwijzing, maar verweerder weigerde dit bij besluit van 26 april 2016, wat leidde tot het bestreden besluit. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 november 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.
De Raad oordeelde dat de nieuwe feiten en omstandigheden die appellant naar voren had gebracht, niet voldoende waren om de eerdere afwijzing te herzien. Er was onduidelijkheid over het kamp waar appellant verbleef en het was niet aangetoond dat hij onder levensbedreigende omstandigheden was geëvacueerd. De Raad benadrukte dat de criteria voor het aanvaarden van oorlogsgebeurtenissen onder de Wubo strenger zijn dan die onder de Algemene Oorlogsgevallenregeling (AOR). De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.