ECLI:NL:CRVB:2016:4333
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1924 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellante was getroffen door oorlogsgeweld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en op 3 november 2016 uitspraak gedaan.
De Raad overweegt dat de aanvraag van appellante niet kan worden gehonoreerd, omdat er onvoldoende bewijs is dat zij direct betrokken is geweest bij oorlogsgeweld. De Raad heeft onderzoek gedaan naar de omstandigheden van de evacuatie van appellante en de situatie in het opvangkamp waar zij verbleef. Het verblijf in het 10e Bataljon tijdens de Bersiap-periode wordt niet als een gebeurtenis in de zin van de Wubo aangemerkt, omdat het kamp fungeerde als een geallieerd opvangkamp en niet als een interneringskamp.
De Raad concludeert dat de beschikbare gegevens niet voldoende zijn om de claim van appellante te onderbouwen. De uitspraak benadrukt dat voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer niet alleen de verklaring van de aanvrager voldoende is, maar dat deze moet worden ondersteund door objectieve gegevens. De Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag.