ECLI:NL:CRVB:2017:3949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering AIO-aanvulling wegens niet melden onroerend goed in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant, die sinds 22 september 2004 een (onvolledig) ouderdomspensioen ontving. Appellant ontving bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Tijdens een onderzoek naar het vermogen van uitkeringsgerechtigden kwam naar voren dat appellant in Marokko een onroerende zaak bezat, die op 23 november 2012 was getaxeerd op € 603.675,-. De Svb heeft op basis van deze bevindingen de AIO-aanvulling per 22 september 2004 ingetrokken en een bedrag van € 45.194,87 teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door het bezit van de onroerende zaak niet te melden.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de onroerende zaak niet op zijn naam stond geregistreerd en dat hij deze had overgedragen aan zijn kinderen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de Svb terecht had geconcludeerd dat appellant beschikte over vermogen dat groter was dan de voor hem geldende vermogensgrens. De Raad stelde vast dat appellant niet had aangetoond dat hij niet over de onroerende zaak beschikte, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de onroerende zaak tot zijn vermogen behoorde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter F. Hoogendijk en de leden J.L. Boxum en J.C.F. Talman, in aanwezigheid van griffier A. Mansourova op 14 november 2017.