ECLI:NL:CRVB:2017:3941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herstel van motiveringsgebrek in WAO-zaak met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en functiegeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad had eerder, op 3 augustus 2016, een tussenuitspraak gedaan waarin een motiveringsgebrek werd vastgesteld. Het Uwv heeft vervolgens een nadere motivering gegeven, waarbij de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) werd aangepast op de aspecten lopen en traplopen. De arbeidsdeskundige heeft de geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de functie van productiemedewerker niet meer passend is, maar dat de appellant nog wel geschikt wordt geacht voor andere functies. De mate van arbeidsongeschiktheid is opnieuw vastgesteld op 45 tot 55%. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat het motiveringsgebrek was hersteld. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de appellant.