ECLI:NL:CRVB:2016:2940
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de geschiktheid van appellant voor arbeidsongeschiktheidsuitkering en de motivering van het Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 3 augustus 2016, wordt de zaak behandeld van een appellant die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uwv. De appellant ontving sinds 1972 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar het Uwv had zijn arbeidsongeschiktheid per 16 april 2014 verhoogd naar 45 tot 55%. De appellant betwistte deze verhoging en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen, met name op het gebied van lopen, knielen en handelingstempo, en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren vanwege zijn epilepsie.
De Raad oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de appellant in staat was om op de in geding zijnde datum een kwartier achtereen of één uur per dag te lopen. De Raad wijst op de medische gegevens die in het dossier zijn opgenomen, waaronder brieven van een chirurg die de beperkingen van de appellant bevestigen. De Raad concludeert dat het bestreden besluit van het Uwv niet voldoende draagkrachtig is gemotiveerd en draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de Raad hebben ondertekend.