ECLI:NL:CRVB:2017:3898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellanten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellanten, die bijstand ontvingen naar de norm voor gehuwden. De Centrale Raad van Beroep behandelt hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak is ontstaan na een signaal van de gemeente Utrecht dat appellanten mogelijk hun woning onderverhuurde en dat appellant betrokken was bij stichtingen die op geld waardeerbare activiteiten verrichtten. Na een onderzoek door de gemeente, waarbij appellanten niet alle gevraagde informatie hebben verstrekt, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten de bijstand in te trekken en een boete op te leggen wegens schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de boete verlaagd, maar de intrekking van de bijstand bevestigd. In hoger beroep hebben appellanten hun standpunt herhaald dat zij geen commerciële activiteiten hebben verricht, maar vrijwilligerswerk. De Raad oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting is aangetoond en dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De boete wordt echter gematigd op basis van de financiële omstandigheden van appellanten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak voor wat betreft de hoogte van de boete en stelt deze vast op € 1.691,17. De proceskosten worden vergoed.