Uitspraak
15 juli 2016, 15/5994 (aangevallen uitspraak)
9 augustus 2017. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
16 juni 2015 heroverwogen en bij zijn beoordeling de in bezwaar aangevoerde gronden en ontvangen informatie van de behandelend sector betrokken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien aan het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt te twijfelen. In de in het dossier voorhanden zijnde medische informatie heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt dat appellant op de datum in geding meer beperkt was dan waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv appellant terecht met ingang van 23 juni 2015 in staat heeft geacht tot het verrichten van zijn arbeid, te weten een van de in het kader van de EZWb geduide functies. De beroepsgrond dat appellant vanwege zijn leeftijd en slechte beheersing van de Nederlandse taal niet in staat is de geduide functies te verrichten slaagt naar het oordeel van de rechtbank, onder verwijzing naar rechtspraak van de Raad, ECLI:NL:CRVB:2012:BX1509, niet.
5 september 2015 vermeld en afdoende gemotiveerd in de beoordeling betrokken. De bevindingen uit zijn onderzoek zijn voor deze arts aanleiding geweest om appellant, ten opzichte van de EZWb, meer beperkt te achten. Er worden, zo blijkt uit het rapport, meer beperkingen aangenomen ten aanzien van langdurig achtereen zitten, staan, lopen en zware til- en draagmomenten.
5 september 2015 en 6 november 2016 en de ter zitting gegeven nadere toelichting door de gemachtigde van het Uwv wordt geoordeeld dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv heeft gevolgd dat appellant, ondanks zijn toegenomen beperkingen, per 23 juni 2015 geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Die arbeid betreft licht energetische functies waar geen zwaardere rug- en heupbelasting aan te pas komt. Het standpunt van appellant dat in twee van de drie functies zijn belastbaarheid wordt overschreden, kan het bestreden besluit niet aantasten, reeds op de grond dat dan een van de geduide functies als passend resteert, hetgeen volstaat. Voorts wordt overwogen dat deze grond door appellant in de zaak
BESLISSING
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2017.