ECLI:NL:CRVB:2017:3819

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
15/7129 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgangsrecht van artikel 133f van de Wet WIA en uitsluitingsgrond bij volledige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de toepassing van het overgangsrecht van artikel 133f van de Wet WIA in relatie tot de uitsluitingsgrond van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering. Betrokkene heeft haar werkzaamheden op 1 april 2010 gestaakt en was vanaf de aanvang van de verzekering op 17 april 2009 al volledig arbeidsongeschikt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die het recht op uitkering op grond van de Wet WIA heeft geweigerd. De rechtbank had eerder het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad komt tot de conclusie dat de rechtbank heeft miskend dat de uitsluitingsgrond van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering van toepassing blijft op basis van het overgangsrecht. De Raad oordeelt dat de aanvraag om uitkering in juni 2014 niet kan leiden tot uitkering, omdat betrokkene al volledig arbeidsongeschikt was bij aanvang van de verzekering. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van betrokkene wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

15/7129 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
14 oktober 2015, 15/1373 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 25 oktober 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. C.J. Driessen, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Driessen en [naam].

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is vanaf 17 april 2009 werkzaam geweest als verkoopster. Met ingang van
1 april 2010 heeft zij zich ziek gemeld als gevolg van flauwvallen en gevoelsstoornissen aan tong en arm. Naar aanleiding van een aanvraag om uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellant na een medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat gezien de beperkingen van betrokkene, die ook al vanaf datum aanvang verzekering golden, aan haar geen functies konden worden voorgehouden.
1.2.
Bij besluit van 4 april 2012 heeft appellant vastgesteld dat voor betrokkene met ingang van 29 maart 2012 geen recht op uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan, omdat betrokkene bij aanvang van haar verzekering al volledig arbeidsongeschikt was. Het hiertegen ingediende bezwaarschrift heeft appellant bij beslissing op bezwaar van 27 december 2012 ongegrond verklaard, welk standpunt in beroep en hoger beroep is bevestigd.
1.3.
Op 6 juni 2014 heeft appellant een aanvraag om uitkering op grond van de Wet WIA ontvangen, waarbij betrokkene met verwijzing naar medische informatie te kennen heeft gegeven dat de eerste dag van arbeidsongeschiktheid is gelegen op 3 september 2012, de dag dat zij bij de GGzE werd opgenomen.
1.4.
Bij besluit van 29 oktober 2014 heeft appellant onder meer vastgesteld dat betrokkene met ingang van 3 september 2012 geen benutbare mogelijkheden heeft, maar dat deze volledige arbeidsongeschiktheid is gelegen na 27 juli 2012, de datum vanaf wanneer betrokkene niet langer aan te merken was als verzekerde in het kader van de werknemersverzekeringswetten.
1.5.
In bezwaar tegen het besluit van 29 oktober 2014 heeft betrokkene onder meer aangevoerd dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden al aanwezig was op het moment dat de afspraak voor de opname werd gemaakt, 1 mei 2012. Die datum viel nog binnen de periode dat betrokkene verzekerd was voor de werknemersverzekeringswetten.
1.6.
Bij besluit van 30 april 2015 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat betrokkene weliswaar ook met ingang van 1 mei 2012 geen benutbare mogelijkheden had, maar dat de uitsluitingsgrond dat betrokkene volledig arbeidsongeschikt was voor aanvang van de verzekerde periode nog steeds geldt. Betrokkene heeft na de eerste ziektedag op 1 april 2010 geen werkzaamheden meer verricht. De uitsluitingsgrond blijft van toepassing, ook na toename van de, reeds als volledig beoordeelde, arbeidsongeschiktheid.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag om uitkering op grond van de Wet WIA op 6 juni 2014 een nieuwe ziekmelding betrof, die appellant niet op grond van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering heeft mogen weigeren, omdat die uitsluitingsgrond in artikel 43 van de Wet WIA sinds de wetswijziging van 1 januari 2011 niet meer in de Wet WIA is opgenomen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant met verwijzing naar het overgangsrecht van artikel 133f van de Wet WIA de juistheid van de uitspraak van de rechtbank bestreden.
3.2.
Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft met juistheid het standpunt ingenomen dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft miskend dat op grond van het overgangsrecht van artikel 133f van de Wet WIA de artikelen 43, onderdeel c, en 46 van de Wet WIA, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging sociale zekerheidswetgeving, 1 januari 2011, van toepassing blijven op de persoon, als betrokkene, wier eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt, is gelegen voor die dag.
4.2.
Op grond van de onder 4.1 genoemde artikelen 43 en 46 van de Wet WIA is volledige arbeidsongeschiktheid die bestond op het tijdstip van aanvang van de verzekering een uitsluitingsgrond voor het ontstaan van het recht op uitkering ingevolge de Wet WIA.
4.3.
In dit geval staat vast dat betrokkene haar werkzaamheden op 1 april 2010, en daarmee voor 1 januari 2011, heeft gestaakt. Na afloop van de periode van de verzekering voor de werknemersverzekeringen, 27 juli 2012, is tot het moment van de opname in de GGzE in september 2012 geen nieuwe verzekerde periode aangevangen. Dat betekent dat de aanvraag om uitkering op grond van de Wet WIA in juni 2014 wegens (toegenomen) arbeidsongeschiktheid in mei 2012 dan wel september 2012 niet tot uitkering op grond van de Wet WIA kan leiden, omdat betrokkene vanaf de datum aanvang verzekering, 17 april 2009, al volledig arbeidsongeschikt was, welk standpunt in rechte is bevestigd.
4.4.
Het beroep van betrokkene op de uitspraak van de Raad van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1883, maakt de beoordeling niet anders. In die uitspraak is
– overeenkomstig het standpunt van appellant – bevestigd dat op grond van het overgangsrecht van artikel 133f van de Wet WIA de uitsluitingsgrond van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering in een situatie als deze van toepassing blijft. Bovendien staat in dit geval – anders dan in de uitspraak van 17 mei 2017 – rechtens vast dat sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid bij aanvang verzekering.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep moet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk als voorzitter en M.C. Bruning en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2017.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) J.W.L. van der Loo

RH