In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WW-uitkering met 25% te verlagen gedurende vier maanden. De verlaging is opgelegd omdat appellant niet aan zijn sollicitatieplicht had voldaan. Appellant had de verplichting om elke vier weken vier sollicitaties te verrichten, maar in de periode van 17 juli 2015 tot en met 8 oktober 2015 heeft hij slechts acht sollicitaties verricht. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet goed geïnformeerd was over de controleperiode en dat hij op basis van een bericht van het Uwv mocht vertrouwen dat hij alsnog aan zijn sollicitatieplicht kon voldoen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet aan zijn sollicitatieplicht heeft voldaan en dat het Uwv terecht de maatregel heeft opgelegd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grond is voor het matigen van de opgelegde maatregel. De uitspraak is gedaan op 1 november 2017.