ECLI:NL:CRVB:2017:3714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over terugvordering van bijstand en boete wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die sinds 1 januari 2013 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstand en de terugvordering van een bedrag van € 9.906,75. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort had deze besluiten genomen omdat de appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen bankafschriften en bewijsstukken van opheffing van bankrekeningen te verstrekken. De appellant had ook een boete van € 9.900,- opgelegd gekregen, waartegen hij geen bezwaar had gemaakt.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om van het besluit tot terugvordering terug te komen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De door de appellant overgelegde bankafschriften werden niet als nieuwe feiten aangemerkt, omdat niet was aangetoond dat hij deze niet eerder had kunnen overleggen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, maar verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de boete, omdat het college deze ambtshalve had heroverwogen. De Raad droeg het college op om het gebrek in de motivering van het nader besluit te herstellen, waarbij het college moest onderzoeken of het recht op bijstand alsnog kon worden vastgesteld op basis van de door de appellant overgelegde gegevens.