ECLI:NL:CRVB:2017:3570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Boete bij intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin een boete werd opgelegd aan appellante wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting met betrekking tot haar bijstandsaanvraag. Appellante had zich op 17 februari 2014 gemeld voor bijstand en op 28 maart 2014 de aanvraag ingediend, waarbij zij aangaf alleenstaand te zijn en op een specifiek adres te wonen. Echter, uit onderzoek bleek dat er meerdere personen op dit adres stonden ingeschreven, wat aanleiding gaf tot een huisbezoek. Tijdens dit huisbezoek op 8 oktober 2014 werd vastgesteld dat appellante niet op het uitkeringsadres verbleef. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft daarop de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Tevens werd een boete opgelegd van € 5.883,28, die later door de rechtbank werd verlaagd naar € 2.941,64. De rechtbank oordeelde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden, maar dat er geen opzet was aangetoond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd benadrukt dat de feiten met betrekking tot de inlichtingenverplichting in volle omvang konden worden beoordeeld, ondanks dat het besluit tot intrekking en terugvordering in rechte onaantastbaar was geworden. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij op het uitkeringsadres verbleef en dat de opgelegde boete evenredig was aan de ernst van de overtreding.