Uitspraak
OVERWEGINGEN
EP-Nuffic onvoldoende inzichtelijk is en dat appellant het bestreden besluit hierop niet zonder meer heeft kunnen baseren.
EP-Nuffic is niet duidelijk geworden waarom accreditatie door één van de zes institutionele regionale accrediterende instanties vereist is om in aanmerking te komen voor studiefinanciering en waarom accreditatie door een ‘specialized accreditor’ ontoereikend is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Raad van 11 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY8293. Anders dan EP-Nuffic heeft gesteld lijkt de opleiding [instituut] te leiden tot een diploma dat op grond van nationale wetgeving erkend is in het land waar het diploma wordt afgegeven. Omdat EP-Nuffic uitgaat van de eis dat een opleiding moet worden erkend door een van de zes institutionele regionale accrediterende instanties is verder niet getoetst of de [instituut] voldoet aan de criteria van
artikel 2.14, tweede lid, onder a, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellant is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen.
artikel 2.14, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000.