ECLI:NL:CRVB:2017:3505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand aan dakloze met onduidelijke woon- en verblijfplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking van bijstand aan een dakloze betrokkene. De betrokkene ontving sinds 4 oktober 2011 bijstand, maar meldde zich op 9 januari 2015 als dak- en thuisloze bij de gemeente Amsterdam. Hij gaf aan op verschillende adressen te verblijven, maar tijdens huisbezoeken werd hij niet aangetroffen op de opgegeven locaties. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop de bijstand per 1 februari 2015 ingetrokken, omdat de woon- en leefsituatie van de betrokkene niet overeenstemde met zijn opgave. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen de intrekking ongegrond, maar verklaarde het beroep tegen een tweede besluit van het college gegrond, omdat het college niet alle relevante gegevens had meegenomen in de beoordeling.
In hoger beroep heeft de betrokkene de intrekking van de bijstand betwist, terwijl het college zich tegen de gegrondverklaring van het beroep tegen het tweede besluit heeft gekeerd. De Raad heeft overwogen dat het college de intrekking niet tot een bepaalde periode heeft beperkt, waardoor de beoordeling de periode van 1 februari 2015 tot en met 3 februari 2015 beslaat. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat de betrokkene onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn feitelijke woon- en verblijfsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het ongegrond verklaren van het beroep tegen het eerste besluit, maar vernietigt de uitspraak voor het gegrond verklaren van het beroep tegen het tweede besluit. De Raad verklaart het beroep tegen het tweede besluit ongegrond, waardoor de intrekking van de bijstand in stand blijft.