ECLI:NL:CRVB:2017:3472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en dwangsom in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand voor de kosten van griffierecht. Het college van burgemeester en wethouders van Medemblik had de aanvraag geweigerd en de appellant in gebreke gesteld. De Raad oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat het college de gelegenheid had om te beslissen op de aanvraag tot 23 december 2014. De Raad bevestigde dat het college geen dwangsom verschuldigd was, omdat de appellant de termijn om aanvullende gegevens aan te leveren ongebruikt had laten verstrijken.
Daarnaast oordeelde de Raad dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit, omdat de bijzondere bijstand uiteindelijk was toegekend. De Raad concludeerde dat de appellant geen schade had aangetoond die voortvloeide uit de bestuurlijke besluitvorming, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.