ECLI:NL:CRVB:2013:1119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsinschakeling en verplichtingen bijstandsverlening
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel ongegrond werd verklaard. Appellant ontvangt sinds 10 maart 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft in het verleden een gedeeltelijke ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen gekregen. Deze ontheffing was echter beperkt in tijd en is inmiddels verstreken. Appellant verzoekt om een verdergaande ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen, zodat hij niet hoeft mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het college heeft echter aangegeven dat de arbeidsverplichtingen volledig gelden en dat er een re-integratietraject voor appellant is ingekocht om hem te ondersteunen bij het vinden van werk. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant geen procesbelang heeft bij zijn hoger beroep, omdat het resultaat dat hij nastreeft niet kan worden bereikt. De Raad concludeert dat de arbeidsverplichtingen van appellant opnieuw zijn vastgesteld en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het aannemen van een procesbelang. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.