Uitspraak
OVERWEGINGEN
9 januari 2012 beëindigd omdat appellant volledig als zelfstandige werkte.
52 weken en daarbij de inkomsten over het gehele kalenderjaar 2012 (naar rato) meegewogen. Het beroep van appellant op het vertrouwensbeginsel slaagt volgens de rechtbank niet omdat geen sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van het Uwv, die bij appellant de gerechtvaardigde verwachting kan hebben gewekt dat slechts de inkomsten over de startperiode verrekend zouden worden. De werkcoach die appellant begeleidde heeft verklaard dat hij appellant destijds heeft geïnformeerd over de wijze van verrekening en dat hij appellant heeft gewezen op de brochure “Zelfstandigen, starten voor jezelf vanuit de WW”. De rechtbank deelt het standpunt van appellant dat de brief van
12 februari 2014 verwarrend is en dat het opmerkelijk is dat noch in het werkplan noch in het toekenningsbesluit de verrekening duidelijk staat beschreven, maar heeft onder verwijzing naar de rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld van 1 oktober 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3207) overwogen dat het op de weg van appellant lag – die een aanvraag deed om in aanmerking te komen voor een zogenaamde startersregeling – om zich op de hoogte te stellen van de inhoud en gevolgen van de regeling waar hij een beroep op deed.