Uitspraak
OVERWEGINGEN
6 mei 2015. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis daarvan vastgesteld dat drie van de vijf eerder aan appellant voorgehouden functies nog steeds door hem kunnen worden uitgeoefend. Het betreft de functies soldering technician/productiemedewerker
(SBC-code 111180), monteur (SBC-code 267050) en handmatig uitvoerder afwerking
(SBC-code 271093). Met die functies is appellant volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in staat om nog 94% van zijn laatste loon te verdienen, zodat het Uwv het bestreden besluit heeft gehandhaafd.
6 mei 2015 zijn weergegeven onjuist te achten. Ook is volgens de rechtbank niet gebleken dat de aan appellant voorgehouden functies voor wat betreft de daaraan verbonden belasting voor hem te zwaar zouden zijn. Omdat het Uwv de onderbouwing van het bestreden besluit in de beroepsfase substantieel heeft gewijzigd, heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht vergoedt.
6 mei 2015. Het Uwv heeft verwezen naar rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 juli 2016 en 5 april 2017.
30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
6 mei 2015. Ten opzichte van de FML van 16 september 2014, die ten grondslag lag aan het bestreden besluit, zijn enkele extra beperkingen opgenomen in verband met de psychische klachten van appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit mede gebaseerd op informatie van 4 december 2014 van de Riagg, waaruit is gebleken dat appellant somber was en dat er wel een behandelindicatie is blijven bestaan. In de FML zijn verder beperkingen opgenomen voor autorijden en werken op hoogte, een aantal beperkingen in de rubriek sociaal functioneren en substantiële beperkingen die samenhangen met de buik- en beenklachten van appellant, onder meer op de aspecten zitten, staan en lopen. Een specifieke urenbeperking is niet opgenomen in de FML. In zijn rapport van 6 mei 2015 heeft de verzekeringsarts overtuigend verantwoord dat op basis van de op dat moment bekende resultaten van de verrichte onderzoeken en van de informatie van de behandelend artsen van appellant, er geen aanleiding is om nog meer beperkingen op te nemen.
8 maart 2017 geconcludeerd dat voor appellant een medische urenbeperking aan de orde is, maar zoals blijkt uit het rapport is dit mede gebaseerd op de vaststelling door die verzekeringsarts, dat de afgelopen maanden de klachten van appellant zijn toegenomen. Nog daargelaten dat het beoordelingskader van de banenafspraak indicatie een ander is dan dat van de beoordeling in het kader van de ZW, volgt hieruit dat de beoordeling is gebaseerd op een andere medische situatie dan ten tijde voor dit geding van belang.